Help! Mijn man is Apeldoorner.

In 2006 kwam ontmoetten Madeleine en  Peter elkaar. Peter, die ‘iets in computers deed’, reed iedere dag met de trein van Apeldoorn naar Den Bosch voor z’n werk en Madeleine stapte in Utrecht in om naar de akademie voor kunst en vormgeving te gaan. Ze zat in het laatste jaar.

Vaak zaten ze in dezelfde coupé. En soms zaten ze tegenover elkaar. Hoe het verder is gegaan (qua uitgaan, seks en dat soort essentiële dingen die de voorloper  zijn van het samenwonen of een huwelijk), weet ik niet. Ik wil het ook niet weten, want Madeleine is mijn zus.

Madeleine en Peter trouwden in 2010 en zijn in Utrecht-West gaan wonen. De eerste jaren van hun huwelijk waren als een sprookje: Peter kreeg een leidinggevende functie bij PwC en Madeleine werkte halve dagen in een wijkcentrum. Ze kregen een jongen en een meisje: Fred en Sylvia. Ieder jaar gingen ze met z’n viertjes op vakantie naar een warm land, de lease-auto werd wekelijks gewassen en het achtertuintje was heel gezellig ingericht met een overkappinkje en verschillende kleuren klimrozen.

En toen begon de ellende. In de zomer van 2015 begon Peter geregeld te klagen over Utrecht. “Utrecht is een kutstad met achterlijke mensen!”, placht hij op verjaardagen te vertellen. “Utrechters zijn achterbaks, zijn alleen met zichzelf bezig en scheuren met hun auto’s veel te hard door de straat”, vond hij. “En er is geen flikker te doen in de stad, er zijn geen mooie bomen, de kerk is te ver weg en het stinkt in de stad…”.

Hele avonden zat Peter te chatten met zijn Apeldoornse  vrienden. En eens per maand ging hij met ze stappen op de zaterdagavond . Madeleine dacht dat het wel over zou gaan. Maar het ging niet over. Op de donderdagavonden, na zijn werk, werd Peter vaak gezien in de openbare bibliotheek ‘Parkwijk’. En altijd zat hij te lezen in boeken die over Apeldoorn gingen, of over de Veluwe. Het boekje “Het Apeldoorns kanaal is van ons allemaal”, werd door hem bijna gespeld.

“Ik zie niemand in Utrecht over straat lopen met een fotocamera!”, brieste hij ooit eens tegen mij. “Bijna iedereen in Apeldoorn is fotograaf. Iedereen in Apeldoorn kent mekaar…en waarom is er geen café in Utrecht dat Sam-Sam heet? En waarom is er in Utrecht geen écht bluescafé. Oh wat mis ik Jan Kerseboom.. ik mis Anja, ik mis de grote kerk, het Omnisport, De Naald, de geur van de oude entree van Orpheus, de beukennootjes die wij raapten bij het paleis ’t Loo, de dieselbootjes van de Juliana-toren, de doodshoofdaapjes…”

En het werd allemaal nóg erger. Peter ging met een zwaar overdreven Apeldoornse tongval liedjes van Ronnie Tober zingen op het Domplein. Dat deed hij iedere avond en iedere morgen. Hij laste enorme fietsen in elkaar die hij dan oranje spoot en ergens in de stad tegen een muur stalde. Met een bandana op zijn hoofd ging hij foto’s maken in de stad en liep alle kroegconcerten daarvoor af. Voor de bewoners van zijn straat organiseerde hij ieder jaar een Midwintermarathonnetje.

Om een lang verhaal kort te maken: Madeleine heeft Peter, twee weken nadat hij zijn baan kwijtraakte nadat er 7 flesjes Veluwse Schavuyt in zijn bureaulade  waren gevonden, de wacht aangezegd. Sinds begin 2019 woont Peter weer in Apeldoorn. Te midden van zijn bijna  160.000 vrienden.

 

Continue reading

Appelflapjes

Ingeborg Leerkes plaatste vorige week nog zo’n lekker spontaan stukje  op www.apeldoorndirect.nl (appelflappen aan de deur). U weet het vast nog wel -en anders had u maar op het linkje moeten drukken – (kan nog steeds trouwens): een makelaarskantoor had een plastic zak aan de deurknop van het huis van Ingeborg gehangen met een brochure en twee appelflappen. Op de zak stond : “Wij komen graag bij u op de koffie”.

Ik weet nog dat ik met mijn drammerige geest dacht: ‘moet er weer zo nodig sluikreclame gemaakt worden voor zo’n makelaarskantoor op Apeldoorn Direct? Maar wie Ingeborg een beetje kent, weet dat de kans dat er sprake was van échte spontaniteit best wel groot is. Maar zekerheid kan ik hierover niet geven natuurlijk.

Mijn gedachten maakten al snel plaats voor jaloezie. “Waarom Ingeborg wél en ik niet?” Sterker nog: Ingeborg had geconstateerd dat er her en der in Ugchelen óók van die reclamezakken aan de deuren hingen. Dus: waarom Ingeborg en waarschijnlijk de rest van Apeldoorn wél en ik niet? De slachtofferrol is mij op het corpulente lijf geschreven. Tijd voor een bezoekje aan mijn schoonmoeder. Die woont namelijk op de Hoenderloseweg. En dat is in Ugchelen.
“Goh Rob, da’s lang geleden..”.
“Ja, ja schoonmoeder….”.
“Je raadt nooit wat er vanmorgen aan de deur hing?”, vraagt ze een beetje overdreven. Maar dat doet ze altijd zo.
“Ik zou het niet weten”, antwoord ik. “Dus ik raad het inderdaad nooit”.
“Een zakje met twee appelflappen, van een of andere makelaar!”
“Goh, wat leuk!” speel ik spontaan. “Waren ze lekker?”
“Ik heb er nog één.. wil je ‘m?”
“Ja lekker!”. Schoonmoeder serveerde op een wit schoteltje met een bloemetjespatroon op de rand een joekel van een appelflap. Hij was wel wat taai, maar gegeven paarden heb ik nog nooit in de mond durven kijken. En zeker niet bij mijn schoonmoeder.
De rest van het schoonmoedergesprek sla ik even over. Ook op Apeldoorn Direct is de ruimte beperkt. Waar was ik gebleven? Oja: vanochtend hing er aan onze deurknop óók een plastic zak. Van dezelfde makelaar die Ingeborgs huis had weten te vinden. In de zak zat een brochure. Op de voorkant van de brochure stond een foto van zo’n bruine labrador met een overbelichte snuit tussen de krokussen van het Oranjepark. Een onaangelijnde hond, dus de fotomaker had een mazzeltje dat er geen hondenlosloopcontroleur heterdaadjes aan het verzamelen was. Maar goed, daar wilde ik het helemaal niet over hebben. Klachten en andere meningen over BOA’s en overige overheidsdienaren worden op Apeldoorn Direct behandeld door Niels Damstra.

In de plastic zak zaten ook twee appelflapjes. Ja: flapjes. Ze waren minstens de helft kleiner dan die bij mijn schoonmoeder waren gebracht. In een flauwe bui heb ik er een fotootje van gemaakt met de telefooncamera en die op Facebook geplaatst. En toen kwamen de reacties. Iemand die óók in Ugchelen woont had vorige week 4 joekels van appelflappen in een plastic zak aan de deur gevonden. Een collegaatje van mij (ja: ze is klein), had van de makelaar twee croissantjes gekregen, ondanks een nee-nee sticker op haar deur. Waar wil je heen Rob? Ok, ok. Mijn stellige idee is dat de makelaar in de wat goedkopere buurten (ikzelf woon in Noord en mijn collegaatje in Orden) minder scheutig is met het uitdelen van gratis vreterijen, dan in de wat duurdere buurten.

En daar ben ik gewoon op tegen. Ik bedoel: hoe kleiner het huis, hoe groter de honger meestal is.
Mijn zeikerigheid en achterdocht zijn de reden dat ik nu achter een laptopje gekropen ben om voor het eerst van mijn leven een vraag te stellen aan u:

“Wat trof u onlangs aan in het plastic zakje van de makelaar en in welke wijk woont u?”

Continue reading

De Vreetschuur

Ook ik kom wel eens in vreetschuren. En altijd heb ik er weer spijt van. Maar dit soort gelegenheden brengt mij wel steeds dichter bij mijn wens om restaurants in- en om Apeldoorn te recenseren. En ik geef toe: klagen is makkelijker dan loven. Ook ik ben een mens. Nog niet zo lang geleden zijn we (Corinne en ik), slachtoffer geweest bij Restaurant le Triangle in Wenum-Wiesel.
Het is moeilijk recenseren als je ergens gegeten hebt waar werkelijk bijna alles gewoon niet deugt.

Continue reading

, ,

Huisvlijt

Niet voederen
Dit bordje staat in een klein weilandje aan de Loseweg in Apeldoorn. Vlak bij het paleis. Twee pony’tjes lopen er. Een van de beesten heeft een geinige kuif en een ‘onderbijtgebit’. De ander heb ik nooit goed kunnen bekijken, want dat is een schijterd.
En ik geef toe: mijn obsessie voor borden is deels te danken (of misschien wel te wijten) aan dit exemplaar. Iedere keer als ik langsliep- of fietste, zette de tekst mij aan het denken. Dit weekeinde is mijn kijk op de tekst en de interpretatie ervan, drastisch gewijzigd. Vraag me niet waarom of naar de aanleiding. Het is gewoon gebeurd.
Dacht ik vóór het weekeinde nog: ‘Wat een sukkel van een baas of bazin van die beestjes dat hij/zij niet doorheeft dat de tekst vreselijk fout is!’, nu weet ik wel beter.

Continue reading

, , , , ,

De Smid


Zo heel af en toe kun je hem tegenkomen: de smid van het openluchtmuseum in Arnhem. En iedere keer hang ik weer aan zijn besnorde lippen als ie praat over zijn vak. En als je mazzel hebt, smeedt hij een ‘plezierwippertje’ voor je en vertelt met pretogen dat dat Oudnederlands is voor ‘flessenopener’.

Continue reading

, ,

Gele Borden

Toen ik zeven of acht jaar was, is mijn vlieger in een van de stroomdraden van een hoogspanningsmast verstrikt geraakt.
Het was een vliegertje van doorzichtig plastic met een plaatje van Sjors en Sjimmie erop.
Wat ik ook probeerde, ik kreeg hem niet meer los.
De staart, gemaakt van een in stukken geknipte theedoek, wond zichzelf keer op keer strakker om de hoogspanningsleiding heen.
Maar hoogspanningsmasten zijn voor kleine kinderen niet meer dan grote ladders.
Toen ik mij ophees om mijn voet op de eerste gegalvaniseerde sport te zetten, zag ik een geel bord dat zo groot als mijzelf was. ‘Hoogspanning, levensgevaarlijk!’ stond er op.

Continue reading

De Keurslager

Ik had bij de slager in het winkelcentrum in een jolige bui een slagzin afgemaakt (..ik koop altijd bij de Keurslager, omdat wat anderen verkopen mij een worst is…) en een week later kreeg ik vier vrijkaarten voor Six Flags in de brievenbus. Ik heb de schurft aan pretparken, maar mijn zoon en twee van zijn vriendjes niet. Dus zat ik op een redelijk zonnige zaterdagmorgen om half tien op een roodgekleurd bankje voor een of andere achtbaan. De drie schreeuwende pubertjes stonden al in de rij.

Continue reading